Impact alternatieve vleeskuikenconcepten op milieu

In 2007 werd het Beter Leven keurmerk voor vleeskuikens geïntroduceerd. Sinds die tijd is een veelheid aan concepten met trager groeiende vleeskuikens op de markt gekomen, waaronder de ‘Kip van Morgen’-concepten van supermarkten. Veelgehoorde kritiek op dergelijke concepten is dat ze slecht zouden scoren op milieugebied, omdat de kuikens meer voer nodig hebben. Het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) heeft in opdracht van de Dierenbescherming een vergelijking gemaakt tussen de concepten en heeft daarbij naast voerverbruik ook gekeken naar ammoniak- en fijnstofuitstoot en antibioticagebruik. Daaruit blijkt dat het milieueffect genuanceerder ligt dan vaak gesteld, en dat trager groeiende vleeskuikens zelfs beter scoren op sommige milieuaspecten.

De vleeskuikenconcepten die in de vergelijking zijn meegenomen worden weergegeven in Tabel 1. In deze tabel staan ook enkele punten waarop deze concepten van elkaar verschillen. De punten waarop de concepten met elkaar werden vergeleken zijn onder andere efficiëntie van water- en voerverbruik, emissies en het gebruik van antibiotica.  Bekijk hier het volledige rapport, inclusief de berekeningen van de verschillen tussen de concepten. Daarnaast is ook een rapport beschikbaar over de verschillen tussen de vleeskuikenconcepten op gebied van dierenwelzijn, waaruit blijkt dat vleeskuikens met het Beter Leven keurmerk 1 ster een beter welzijn hebben dan vleeskuikens van supermarktconcepten.

Tabel 1 Overzicht van de concepten die zijn vergeleken, en enkele eisen die deze concepten stellen. Voor een volledig overzicht, bekijk het rapport over milieu  en dierenwelzijn.
Boon’s markt, Boni, Nettorama, Picnic
Coop, Deen, Deka, Dirk, Hoogvliet, Jan Linders, Spar, Poiesz
Indien een slachtleeftijd van 70 dagen wordt gehanteerd
Indien geen trager groeiend ras (max. 40 g/d) gebruikt wordt: 81 dagen

Voerverbruik
Het voerverbruik is verantwoordelijk voor het grootste deel van de CO2-footprint van vleeskuikens. Ten opzichte van reguliere kuikens hebben kuikens van het tussensegment zo’n 18% meer voer nodig, kuikens met 1 ster Beter Leven keurmerk 30%, en biologische kuikens 64-72%. Dit komt omdat ze langer leven en trager groeien.

Echter, dit verschil neemt af als ook het voerverbruik van de moederdieren wordt meegerekend. Lichtere moederdieren (van trager groeiende vleeskuikens), en zeker dwergmoederdieren (Hubbard JA57, JA87) hebben minder voer nodig dan Ross en Cobb moederdieren. Ook leven deze moederdieren iets langer, en brengen ze in hun leven meer kuikens voort. Als deze factoren worden meegerekend, daalt het verschil met reguliere kuikens naar 11-16% voor het tussensegment, 16-24% voor Beter Leven keurmerk 1 ster, en 42-55% voor biologisch (Tabel 2).

Emissies
Er zijn geen gegevens over de ammoniakemissies uit stallen met verschillende vleeskuikenconcepten. Wel kan op grond van aannames een inschatting gemaakt worden (Tabel 2). Gebaseerd op de langere productieperiode wordt geschat dat, vergeleken met regulier, de ammoniakemissie per dier per ronde 18% hoger ligt bij het tussensegment, 34% hoger bij Beter Leven keurmerk 1 ster en 65% hoger bij biologisch. Omdat er bij de alternatieve concepten minder vleeskuikenrondes per jaar zijn, is de geschatte emissie per dierplaats per jaar zo goed als gelijk aan die van reguliere kuikens. De geschatte emissie per vierkante meter neemt af met een dalende bezettingsgraad.

Interessant is dat het beeld van de ammoniakemissie sterk verandert wanneer de moederdieren, die minder voer per kuiken nodig hebben en dus minder ammoniak produceren, worden meegenomen in de berekeningen. Hierbij is gewerkt met de RAV-emissiefactoren. Omdat de emissie afhangt van welk huisvestingssysteem wordt gebruikt, wordt in Figuur 1 de situatie voor één huisvestingssysteem weergegeven, en in Figuur 2 de spreiding van alle huisvestingssystemen. In Figuur 1 is te zien dat het effect van het gebruik van dwergmoederdieren (die een gewicht van max. 2,4 kg bereiken) ervoor zorgt dat de ammoniakemissie van alternatieve concepten juist lager ligt dan die van het reguliere concept en tussenconcepten met zwaardere moederdieren. Uitgedrukt per vleeskuikenplaats per jaar wordt dit verschil tussen de systemen groter, omdat er met trager groeiende kuikens minder rondes worden uitgevoerd.

Over de fijnstofemissie per vleeskuikenconcept zijn geen gegevens bekend, maar aangezien de productieronde langer is, wordt aangenomen dat de verschillen in fijnstofemissie minimaal vergelijkbaar zijn met die van ammoniak. Omdat het strooisel bij de alternatieve concepten over het algemeen droger is, en de langzamer groeiende kuikens actiever zijn, is het waarschijnlijk dat de werkelijke fijnstofemissie hoger ligt. Dit moet echter bevestigd worden door metingen.

Antibioticagebruik
Het antibioticagebruik is relevant voor milieu, omdat voorkomen moet worden dat antibioticaresiduen met mest of afvalwater in de bodem of het (grond)water terechtkomen, waardoor daar resistente bacteriën kunnen ontstaan. Ook de productie van antibiotica op zichzelf heeft impact op het milieu. Uit cijfers van de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) blijkt dat het gebruik van antibiotica fors lager ligt bij alternatieve concepten dan bij reguliere vleeskuikens (Tabel 2). Daarnaast wordt in de praktijk geconstateerd dat het gebruik bij Beter Leven keurmerk 1 ster nog lager ligt dan bij de tussensegmenten en slechts zeer sporadisch ingezet hoeft te worden.

Overige duurzaamheidsaspecten
In het convenant van Nevedi over duurzame soja staat als eis dat soja die gebruikt wordt in diervoer RTRS-gecertificeerd moet zijn. De supermarktconcepten stellen dit ook expliciet als eis. Bij het Beter Leven keurmerk voor vleeskuikens is dat momenteel nog niet het geval. Er wordt binnen het Beter Leven keurmerk wel gekeken naar het op termijn toevoegen van natuur- en milieucriteria (zoals ook gedaan is bij het Beter Leven keurmerk voor zuivel). Het extra borgen van het gebruik van RTRS soja zou er daar één van kunnen zijn.

Figuur 1 Ammoniakemissie (kg) per vleeskuiken per ronde voor de verschillende concepten
Figuur 2 Spreiding van de ammoniakemissie (kg) per vleeskuiken per ronde (links) en per vleeskuikenplaats per jaar voor reguliere en Beter Leven keurmerk 1 ster vleeskuikens.
Tabel 2 Overzicht van de verschillen in voerverbruik, ammoniak- en fijnstofemissie, en antibioticagebruik tussen de verschillende concepten.
 ~: circa
Dit is het aantal dagen per jaar dat een gemiddeld op een bedrijf aanwezig dier antibiotica toegediend krijgt.

Conclusies
De veel gehoorde aanname dat trager groeiende vleeskuikens een negatief effect hebben op het milieu, blijkt genuanceerder te liggen. Het voerverbruik ligt bij alternatieve concepten hoger dan bij regulier, maar als het voerverbruik van de moederdieren ook wordt meegerekend wordt het verschil met reguliere vleeskuikens kleiner. De ammoniakemissie ligt lager bij concepten die gebruik maken van rassen met dwergmoederdieren. Het Beter Leven keurmerk, Jumbo, en biologisch zijn de enige concepten die enkel van deze rassen gebruik maken. De overige supermarktconcepten gebruiken deels ook rassen met zwaardere (trager groeiende) moederdieren (zie paragraaf 4.1.1 van dit rapport voor een overzicht), waardoor de ammoniakemissie hoger ligt.

Het antibioticagebruik is laag bij de alternatieve concepten, en ligt bij biologisch en Beter Leven keurmerk 1 ster nog lager dan bij de supermarktconcepten. Deze resultaten tonen aan dat dierenwelzijn en milieu wel degelijk samen kunnen gaan, en dat er nog kansen liggen in het stellen van aanvullende eisen aan bijvoorbeeld de herkomst van het voer, opwekken van groene stroom op het bedrijf, etc. In de toekomst zullen dit soort eisen opgenomen worden in het Beter Leven keurmerk voor vleeskuikens.